Herkenning van hoogbegaafdheid bij kinderen: meer dan slim zijn
De start van het schooljaar is voor veel ouders een moment waarop duidelijk wordt of hun kind zich op school wél of juist níet gezien voelt. Zeker bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong of hoogbegaafd profiel kunnen kleine signalen een grote betekenis hebben. Toch wordt hoogbegaafdheid bij kinderen vaak laat of niet herkend. Volgens verschillende onderzoeken komt onderpresteren bij hoogbegaafde kinderen in Nederland voor bij ongeveer 20 tot 40% van hen (Kieboom, 2014; van Gerven, 2010).
Waarom het vaak over het hoofd wordt gezien
De klassieke opvatting van hoogbegaafdheid — een IQ boven de 130 — is nog steeds dominant in veel scholen en hulpverlening. Maar wetenschappelijke modellen, zoals het driecomponentenmodel van Renzulli (1978), benadrukken dat hoogbegaafdheid meer is dan intelligentie: ook creativiteit en taakgerichtheid (motivatie) spelen een cruciale rol. Een kind met een hoge intelligentie, maar weinig motivatie in de klas (door verveling of onbegrip), wordt dus vaak niet herkend als hoogbegaafd.
Daarbij komt dat hoogbegaafde kinderen net zo verschillend zijn als andere kinderen. Sommige zijn verbaal sterk, anderen juist visueel-ruimtelijk. Sommige passen zich aan, anderen gaan in verzet. Het 'stille onderpresteerder'-profiel wordt vaak vergeten, terwijl deze groep groot is.
Signalen die kunnen wijzen op hoogbegaafdheid
Hoogbegaafdheid openbaart zich vaak op subtiele, maar kenmerkende manieren:
Vroege ontwikkeling: bijvoorbeeld vroeg praten, lezen of redeneren. (Gross, 2004)
Diepzinnige vragen: over leven, dood, oneindigheid, rechtvaardigheid.
Intensiteit en gevoeligheid: zintuiglijk, emotioneel of sociaal. Deze ‘overexcitabilities’ zijn beschreven door Dabrowski (1972) en worden veel teruggezien bij hoogbegaafde kinderen.
Creativiteit: originele oplossingen, fantasiewerelden, buiten de kaders denken.
Sterke rechtvaardigheidszin: het kind komt op voor zichzelf of anderen, soms tot frustratie van leerkrachten.
Mismatch met schoolomgeving: verveling, storend gedrag of juist extreme terugtrekking. (Reis & McCoach, 2000)
Onderpresteren en het gevaar van niet-herkenning
Langdurige onderprikkeling leidt niet zelden tot psychosociale klachten zoals faalangst, schoolweigering of depressieve gevoelens. Volgens Kieboom (2014) kan een gebrek aan passend onderwijs bij hoogbegaafde kinderen leiden tot een groeiend gevoel van ‘anders zijn’ of 'falen', met als risico schooluitval of zelfs thuiszitten.
De NJI en Expertgroep Onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen signaleren bovendien dat de signalering bij meisjes vaak nóg later komt. Zij passen zich vaker aan en laten hun innerlijke worsteling niet zien.
Wat kun je doen als ouder of professional?
Observeer gedrag in meerdere contexten: thuis, school, hobby’s. Kijk naar vragen, spel, reacties op prikkels.
Stel vragen aan het kind: Wat vind je saai? Waar droom je over? Wanneer voel je je echt blij of juist boos?
Bespreek je observaties met school: betrek de intern begeleider, en stel desgewenst een OPP of stel extra uitdaging voor.
Overweeg diagnostiek: een IQ-test kan inzicht geven, maar moet altijd gecombineerd worden met observaties en context kennis.
Meer weten?
Renzulli, J. (1978). What makes giftedness? Reexamining a definition. Phi Delta Kappan.
Dabrowski, K. (1972). Psychological Excitability and Developmental Potential.
Kieboom, T. (2014). Meer dan intelligent: Kracht en kwetsbaarheid van hoogbegaafde kinderen.
Gross, M. (2004). Exceptionally Gifted Children.
Reis, S. & McCoach, D. (2000). The underachievement of gifted students: What do we know and where do we go?