Hoogbegaafdheid volgens Renzulli: méér dan slim zijn
Wanneer is iemand hoogbegaafd? Het lijkt een simpele vraag, maar het antwoord blijkt complexer dan vaak wordt gedacht. In veel scholen, dossiers en gesprekken is de grens van IQ 130 nog steeds het uitgangspunt. Maar wie hoogbegaafdheid uitsluitend koppelt aan een getal, doet veel mensen tekort — vooral kinderen die buiten de norm vallen maar wel duidelijk anders denken, voelen en leren.
De Amerikaanse psycholoog Joseph Renzulli bracht in 1978 een nieuw perspectief met zijn driecomponentenmodel voor hoogbegaafdheid. In plaats van te focussen op statische eigenschappen, richtte hij zich op gedrag. Volgens Renzulli is iemand niet ‘in vaste zin’ hoogbegaafd, maar kan iemand hoogbegaafd gedrag vertonen wanneer drie elementen samenkomen: hoge intelligentie, creativiteit en motivatie.
De drie componenten van Renzulli
Bovengemiddelde intelligentie
Dit hoeft niet per se een IQ van 130+ te zijn. Renzulli spreekt over ‘boven gemiddeld’, en dat kan bijvoorbeeld ook 120 of 125 zijn — afhankelijk van context en andere kenmerken. Intelligentie betekent hier: snel kunnen denken, verbanden leggen, redeneren, logisch analyseren.Creativiteit
Creativiteit is niet beperkt tot tekenen of schrijven, maar gaat over het vermogen om originele ideeën te genereren, anders te denken dan de rest, nieuwe oplossingen te vinden. Kinderen met hoge creativiteit bedenken onconventionele antwoorden, hebben humor met dubbele lagen, of denken in metaforen.Taakgerichtheid / motivatie
Dit verwijst naar het vermogen om door te zetten, gefocust te werken, een diepgaande interesse te volgen. Renzulli noemt dit ook wel ‘task commitment’. Het is het enthousiasme om ergens helemaal in te duiken — zoals een kind van 8 dat alles wil weten over zwarte gaten, landkaarten tekent van eigen werelden of eindeloos experimenten uitvoert.
Pas wanneer deze drie factoren samenkomen, ontstaat hoogbegaafd gedrag. En dat gedrag is zichtbaar, mits de omgeving de juiste voorwaarden schept.
Voorbeeld uit de praktijk
Lotte (10 jaar) heeft een IQ van 127. Op school valt ze niet op: ze maakt haar werk, doet sociaal mee, maar lijkt niet uitzonderlijk. Thuis is ze gefascineerd door ecologie: ze heeft een boek over biodiversiteit van 300 pagina’s gelezen en houdt een spreadsheet bij over diersoorten. In haar vrije tijd maakt ze posters voor haar klas over klimaatverandering — uit eigen beweging. Lotte scoort op alle drie de componenten van Renzulli: hoge intelligentie, creativiteit én intrinsieke motivatie. Maar zolang de school alleen let op toetsen en klassikale prestaties, wordt haar potentieel niet als hoogbegaafd erkend.
Waarom dit model belangrijk is
Het model van Renzulli helpt om de context te begrijpen waarin hoogbegaafdheid tot uiting komt. Een kind dat zich niet gezien voelt, verveeld raakt of sociaal is gaan maskeren, zal minder motivatie tonen. Creativiteit komt alleen tot bloei als er ruimte is voor autonomie. En intelligentie zonder uitdaging leidt tot verveling of onderpresteren.
Daarom zegt Renzulli: we moeten niet alleen kijken naar wie een hoog IQ heeft, maar vooral naar wie in bepaalde omstandigheden hoogbegaafd gedrag laat zien.
Wat betekent dit voor ouders en leerkrachten?
Let op motivatie: Waar gaat een kind spontaan mee aan de slag? Wat roept passie of doorzettingsvermogen op?
Stimuleer creativiteit: Sta open voor ‘gekke’ vragen, laat ruimte voor eigen ideeën en afwijkende werkwijzen.
Bied verrijking, geen herhaling: Hoogbegaafde kinderen hebben uitdaging nodig die past bij hun denkniveau én interessegebied.
Besef dat gedrag misleidend kan zijn: Een kind dat clownesk gedrag laat zien, kan zich vervelen. Een teruggetrokken kind kan zich onderprikkeld of onbegrepen voelen.
Wetenschappelijke basis
Renzulli, J.S. (1978). What makes giftedness? Reexamining a definition. Phi Delta Kappan.
Renzulli stelt dat ‘giftedness is not a state of being, it is a state of doing’. Het is een dynamisch concept, afhankelijk van interactie tussen kind en omgeving.