Zelfbeeld bij hoogbegaafdheid: spiegels die vervormen
Als slim zijn niet hetzelfde voelt als goed genoeg zijn
Eva is twaalf jaar en scoort hoog op de IQ-test die ze onlangs deed. Haar ouders zijn opgelucht: eindelijk erkenning voor wat zij al lang zagen. Maar Eva zelf reageert lauw. “Slim? Ik? Ik haal alleen maar zevens. En ik voel me vaak dom.” Het lijkt alsof de test iets zegt wat haar zelfbeeld niet kan dragen.
Veel hoogbegaafde kinderen hebben een zelfbeeld dat niet overeenkomt met hun capaciteiten. Ze voelen zich minder slim, minder waardevol of minder capabel dan ze in werkelijkheid zijn. Dat zelfbeeld ontstaat niet in een vacuüm: het groeit in wisselwerking met school, ouders, leeftijdsgenoten en de maatschappij.
Hoe ontstaat een kwetsbaar zelfbeeld?
Hoogbegaafde kinderen groeien vaak op met ervaringen die hun zelfbeeld kleuren. Als school te weinig uitdaging biedt, leren ze dat leren vooral saai of frustrerend is. Als ze anders denken dan klasgenoten, voelen ze zich raar of buitengesloten. En als hun prestaties achterblijven bij hun potentieel – door onderpresteren of faalangst – kunnen ze het idee krijgen dat ze “niet goed genoeg” zijn.
Silverman (2013) beschrijft hoe perfectionisme en zelfkritiek bij hoogbegaafden vaak leiden tot een negatief zelfbeeld, zelfs wanneer prestaties objectief gezien uitstekend zijn. Het zelfbeeld raakt dan losgekoppeld van de realiteit.
De rol van omgeving
Zelfbeeld wordt mede gevormd door spiegels: wat een kind terugkrijgt van leerkrachten, ouders en leeftijdsgenoten. Als een kind steeds hoort dat het “lastig” is, dat het “te snel gaat” of dat het “zich moet aanpassen”, dan internaliseert het dat als waarheid. De spiegel vervormt.
Onderpresteren versterkt dit effect. Een kind dat structureel onder zijn niveau presteert, gaat geloven dat die lagere prestaties representatief zijn voor zijn kunnen. Het ziet niet meer wat het werkelijk in huis heeft.
Waarom een positief zelfbeeld cruciaal is
Een gezond zelfbeeld is de basis om met perfectionisme en faalangst om te gaan. Wie zichzelf vertrouwt, durft fouten te maken en uitdagingen aan te gaan. Zonder dat fundament blijft de angst voor falen groot en is de kans op onderpresteren groter.
Ouders en scholen kunnen veel doen om dit fundament te versterken. Niet door te zeggen: “Je bent slim,” maar door te laten zien: “Je mag fouten maken, je bent meer dan je prestaties, en jouw manier van denken is waardevol.”
Bronnen:
Silverman, L. (2013). Giftedness 101.
Gross, M. (2004). Exceptionally Gifted Children.
Kieboom, T. (2014). Meer dan intelligent